Wanneer je dier is overleden sta je nog voor een moeilijke beslissing. Wat ga je doen met het lichaam van je dier, het “stoffelijk overschot”? 

Persoonlijk neem ik rustig de tijd om afscheid te nemen. Je lievelingsdier is overleden maar je hebt tijd nodig om in alle rust te wennen aan dat idee. Er is niets mis mee om het lichaampje nog even in zijn mandje te leggen, het te koesteren. Je kan een kaarsje branden, mooie muziek opzetten, zijn lievelingsdekentje over hem heen leggen,… Ongetwijfeld zijn er vrienden en kennissen die ook van je dier gehouden hebben. Geef ook hen de kans een laatste groet te brengen aan je vriend. Vergeet ook de andere huisdieren niet. Laat hen snuffelen en op hun manier afscheid nemen, anders blijven ze misschien weken zoeken naar hun verdwenen huisgenoot.

En tenslotte, praat met je overleden kameraad, al dan niet hardop, vertel over jullie vriendschap, wat hij voor je betekende en hoe je hem zal missen. Het zijn vaak kleine dingen maar ze kunnen achteraf een hele opluchting betekenen.

Knip gerust een plukje haar af als herinnering, een stukje nagel,…

Wat het ultieme afscheid betreft, bestaan er verschillende mogelijkheden in België en elke keuze heeft zijn voor- en nadelen.

Autopsie (= lijkschouwing of sectie)

Als je twijfelt aan de doodsoorzaak van je huisdier of er is mogelijk kwaad opzet in het spel kan je een autopsie laten uitvoeren. Ook wat rasdieren betreft is soms een autopsie nodig om de doodsoorzaak te bepalen, vooral als het dier sterft kort na de aankoop.

De autopsie kan uitgevoerd worden door je dierenarts of door een gespecialiseerd pathologisch laboratorium.

Wat houdt zo’n onderzoek nu juist in?

Het is de bedoeling om aan de hand van macroscopische en microscopische beoordeling van de organen een verklaring te zoeken voor ziekte en overlijden. Soms dienen stalen verder geanalyseerd te worden en volgt bacteriologisch, virologisch, parasitologisch of toxicologisch onderzoek.

Bijvoorbeeld : In de universiteit Gent worden op de dienst pathologie lijkschouwingen uitgevoerd om een diagnose te stellen. De overleden dieren kunnen worden binnengebracht door de klinieken op de faculteit dierengeneeskunde, door dierenartsen of door particulieren. Een autopsie is mogelijk ongeacht of het dier “spontaan” is overleden door ouderdom, ziekte, een ongeval of is geëuthanaseerd.

De autopsie kan worden uitgevoerd samen met studenten die in de laatste jaren van hun opleiding zitten. In de praktijklessen leren ze de eerste jaren hoe een gezond lichaam eruit ziet en in hun verdere opleiding pathologie ervaren ze welke afwijkingen zich zoal kunnen voordoen.

Vooraleer je je overleden dier binnenbrengt, laat je je dierenarts best even contact opnemen met de dienst pathologie van de universiteit of bel je zelf even voor de praktische gang van zaken (transport, afleveringsplaats, begeleidende documenten).

Voor alle duidelijkheid: de autopsie in een universiteit, waar studenten pathologie mee aanwezig zijn, heeft niets te maken met het begrip “proefdier”. Het dier is immers al overleden. Heel de regeling en bescherming rond proefdieren is o.a. vastgelegd in de wet van 14 augustus 1986 (herhaaldelijk gewijzigd). Recent is een koninklijk besluit verschenen (K.B. 6 april 2010) dat de bescherming van proefdieren verder regelt. Het gaat om de bescherming van levende dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden gebruikt worden.

Na de autopsie staan nog alle mogelijkheden open om je dier een waardig afscheid te geven: begraven, crematie,…

Begraven in de tuin

Aan deze optie zijn enkele voorwaarden verbonden:

  • er mogen enkel huisdieren begraven worden, geen landbouwdieren
  • je dier mag maximum 10 kilogram wegen: een kat, je kleine hond, vogeltje, cavia,.; zwaardere dieren mogen niet in de tuin begraven worden
  • vraag op voorhand even na bij de gemeente of er geen politieverordening bestaat die begraven in de tuin verbiedt
  • alleen dieren die niet gestorven zijn aan een op mens of dier overdraagbare ziekte mogen begraven worden
  • begraven mag alleen in een zanderige grond; in een klei-of leemachtige grond vindt onvoldoende ontbinding plaats
  • het dier moet in een put begraven worden van minstens een halve meter diep, evenwel boven het grondwaterniveau; de diepte van de put voorkomt dat andere dieren het lichaam gaan opgraven
  • de lichaampjes mogen enkel verpakt worden in biologisch afbreekbare materialen: een doek, deken, krant, kartonnen doos. Gebruik geen plastiek zakken

Voor verdere info neem je best contact op met OVAM (= openbare Vlaamse afvalstoffenmaatschappij).

Het voordeel van begraven in eigen tuin is dat je voor je dier een mooi plaatsje kan uitzoeken. Misschien het plekje waar hij regelmatig lag te soezen in de zon, onder zijn lievelingsboom? Je kan zijn lievelingsspeeltje of dekentje mee begraven, zolang ook deze materialen maar goed afbreekbaar zijn.

Nadeel is wel dat je je lieverd moet achterlaten wanneer je verhuist. Alhoewel, sommige crematoria bieden een extra dienst aan. Tegen betaling komen ze je geliefde huisdier met alle respect opgraven en dan kan je opnieuw overgaan tot begraven in je nieuwe tuin of je dier laten cremeren.

Verwittig bij verhuis best de nieuwe eigenaar als er dieren in de tuin begraven liggen. Dit voorkomt een onverwachte verrassing bij het omploegen van het grasveld.

Begraven op het dierenkerkhof

Het begraven van overleden dieren op een dierenkerkhof is niet overal in België op dezelfde manier geregeld.

In Wallonië kan men overleden huisdieren begraven op een dierenkerkhof. Bijvoorbeeld in Rosière. In Vlaanderen en Brussel is dit momenteel onder de huidige wetgeving nog niet mogelijk. Voor een begraving in een kistje met een deksteen er boven op en de naam in de steen gegraveerd mag je al gauw een 450-500 euro rekenen. Daarbij komt dan ook het jaarlijks te betalen bedrag (rond de 50 euro) om het grafje te behouden.

Dode gezelschapsdieren vallen immers onder het toepassingsgebied van de EG-verordening Nr. 1774/2002 van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. De verordening stelt dat alle mogelijke verwerkings- en verwijderingsmethoden van dierlijke bijproducten neerkomen op verbranding of warmtebehandeling. In afwijking daarvan (art. 24 van de EG-verordening) kan de bevoegde autoriteit echter besluiten dat dode gezelschapsdieren rechtstreeks als afval mogen worden verwijderd door begraving. Voor Vlaanderen is deze bevoegde autoriteit OVAM. Ninove was de eerste Vlaamse gemeente met een dierenkerkhof.

In Elsene (Brussel) probeert men ook tegemoet te komen aan de stijgende vraag van huisdiereigenaars om hun lieverd een waardig afscheid te kunnen geven. Elsene is dan ook de eerste Brusselse gemeente die een dierenbegraafplaats heeft voorzien. Het gaat om een terrein van 1400 vierkante meter dat volledig afgesloten is van de rest van de begraafplaats. Ook is er een aparte ingang voorzien. Elk dier krijgt zijn eigen plekje met een gedenksteen waaronder de urne met de assen kan geplaatst worden. Gezien de huidige wetgeving kunnen de overleden dieren niet zonder meer begraven worden, voorafgaande crematie is vereist. Daarnaast is ook een strooiweide voorzien voor baasjes die de assen van hun dier liever uitstrooien. De begraafplaats is toegankelijk voor iedereen, maar goedkoper voor de inwoners van de gemeente. Een dergelijk diervriendelijk initiatief zou door meerdere gemeenten moeten gevolgd worden.

Crematie

Crematie(= verbranding) is een andere manier om waardig afscheid te nemen van je vriend. Dierencrematoria moeten een vergunning bezitten voor het verbranden en eventueel tijdelijk opslaan van overleden gezelschapsdieren. Bij OVAM vind je een lijst terug van vergunde crematoria en kan je nagaan tot hoelang hun vergunning loopt.

Wanneer je beslist om tot crematie over te gaan kan je je dier zelf naar het dierencrematorium brengen of kan het worden opgehaald bij jou thuis of in de dierenartspraktijk. Ook voor het ophalen van overleden dieren heeft het crematorium een erkenning nodig.

Afhankelijk van het crematorium kan gekozen worden voor een individuele of gezamenlijke crematie. Sommige crematoria bieden beide mogelijkheden aan. Indien nodig wordt het dier in een hygiënische koelcel bewaard totdat tot crematie wordt overgegaan. Elk crematorium hanteert praktisch gezien zijn eigen regels maar de grote lijnen blijven uiteraard hetzelfde. Je neemt best tijdig contact op om te weten welke mogelijkheden er aangeboden worden, wanneer je het dier kan brengen of wanneer het kan afgehaald worden, wat de tarieven zijn,… Zo vermijd je misverstanden of een financiële kater en kan je deze emotionele gebeurtenis zo sereen mogelijk laten plaatsvinden.

Bij een individuele crematie vindt enkel de crematie van jouw dier plaats. Meestal kan je op voorhand nog even rustig afscheid nemen. Persoonlijk heb ik goede ervaring met Antverpia Liberty. Je lieverd wordt er opgebaard en de medewerkers staan klaar om al je vragen te beantwoorden en te luisteren naar je persoonlijke verhaal. Na een individuele crematie kan je  kiezen om de assen mee naar huis te nemen en zelf uit te strooien of de assen kunnen je later worden bezorgd. Indien je de assen niet meeneemt kan je ze zelf ter plaatse uitstrooien op de strooiweide of dit kan gebeuren door de medewerkers. Een certificaat of een code garandeert dat je wel degelijk de assen van je eigen huisdier in handen krijgt. De prijs van een individuele crematie van een kat of een kleine hond schommelt tussen de 80 en 100 euro.

Bij een gezamenlijke crematie worden de dieren in een koelcel bewaard totdat ze met andere dieren samen gecremeerd worden. Op dat moment is afscheid nemen niet meer mogelijk. Omdat ook niet meer te achterhalen is welke assen van welk dier zijn, kunnen de assen ook niet terugbezorgd worden aan het baasje. De assen worden, zonder bijzijn van de baasjes, gezamenlijk uitgestrooid. Je kan wel de datum vernemen waarop je dier exact gecremeerd is. De prijs van een gezamenlijke crematie ligt lager dan een individuele en schommelt voor een kat of kleine hond rond de 50 euro.

Taxidermie (= opzetten van dieren)

Taxidermie is de kunst om dierenhuiden op de juiste wijze te bewaren om ze nadien in een zo natuurlijk mogelijke houding op te zetten.

De meesten onder ons hebben ooit al eens een opgezet dier gezien: een vogel, een hert, een everzwijn,… In een museum voor natuurkunde vind je meestal wel enkele “levendige” exemplaren. Zelden staan we er bij stil dat ook huisdieren kunnen opgezet worden. Voor sommigen lijkt het angstaanjagend om hun overleden Snoopy of Minoes elke dag tegen het lijf te lopen, anderen vinden het de beste manier om de herinnering aan hun overleden vriend levend te houden.

Allereerst is het zeer belangrijk dat het dier zo snel mogelijk wordt binnengebracht bij de taxidermist. Wanneer dit niet kan, moet het dier gekoeld worden. Wikkel je overleden dier in een krant of in keukenpapier, doe er vervolgens een plastic zak omheen en leg het ingepakte dier vervolgens in een diepvriezer. Al te lang in de diepvriezer bewaren is evenwel niet aan te raden omdat het risico van uitdroging bestaat. Een uitgedroogd dier is niet meer echt geschikt om te prepareren. Vraag daarom duidelijke instructies aan de taxidermist om het dier zo goed mogelijk te bewaren.

Hoe gaat een taxidermist te werk? Het dier wordt via een buik-, rug-, of flanksnede gevild en de huid wordt volledig losgemaakt van het lichaam. Daarna wordt de huid binnenstebuiten gekeerd en worden vlees-en vetresten verwijderd. De huid gaat vervolgens in een desinfecteer- en looibad, wordt grondig gewassen en gedroogd. Van het lichaam maakt de taxidermist een afdruk. Aan de hand van deze afdruk wordt een “kunstlichaam” gesculpteerd. Van de koppen worden meestal moulages gemaakt, waarna het gelaat van het dier op basis van foto’s geboetseerd wordt op de moulage. Vervolgens wordt de huid over het kunstlichaam getrokken. De kunstogen worden ingezet en met spelden wordt de huid rond ogen en lippen vastgezet. Op deze manier probeert men om het dier zoveel mogelijk zijn vroegere uitstraling en typische trekjes terug te geven. Voordat het preparaat kan worden afgewerkt moet het nog enkele weken drogen.

Eens het opgezette dier opnieuw “thuis” is, moet je hem regelmatig behandelen. De temperatuur van de kamer moet op peil zijn, niet te warm, niet te koud. Om motten te vermijden, moet je het dier ook één tot twee keer per jaar bespuiten met insecticiden.

Wat de prijs betreft, informeer je je best even op voorhand. De grootte van het dier speelt natuurlijk een rol. Je kan toch wel rekenen op een bedrag tussen de 200 en 500 euro.

Ophaling

Wanneer je niet kiest voor één van de vorige mogelijkheden, dient je dier te worden opgehaald. Zowel dierenartsen, particulieren als gemeenten kunnen hiervoor beroep doen op een erkend ophaler van gezelschapsdieren. Als je liever niet hebt dat het dier bij jou thuis wordt opgehaald, kan je het dier afgeven bij je dierenarts of op een centrale inzamelplaats voor dode gezelschapsdieren. In Vlaanderen bestaan enkele centrale inzamelplaatsen, niet elke gemeente voorziet evenwel deze mogelijkheid. Informeer je dus best op voorhand bij de milieudienst van je gemeente. Je kan ook aan je dierenarts vragen het dier bij jou thuis op te halen.

De dierenarts moet enkele regels in acht nemen totdat het dier wordt opgehaald. In afwachting van de ophaling dient de dierenarts overleden gezelschapsdieren namelijk zo op te slaan dat de risico’s voor de besmetting van mens en dier, en voor de vervuiling van het leefmilieu beperkt worden.

Het ministerieel besluit van 20 maart 2007 legt nadere bepalingen op:

Overleden gezelschapsdieren moeten in afwachting van de ophaling door een erkend ophaler worden verzameld in lekvrije, afsluitbare zakken of recipiënten waarop het opschrift “categorie 1-materiaal – uitsluitend geschikt voor verwijdering” aanwezig moet zijn.

In functie van bewaring, worden in dit ministerieel besluit aan de tijdelijke opslag volgende voorwaarden verbonden:

  • Ophaling binnen 2 werkdagen na productie van het overleden gezelschapsdier indien de overleden gezelschapsdieren worden bewaard bij een omgevingstemperatuur, hoger dan 5°C.
  • Minimum één ophaling per twee weken indien de overleden gezelschapsdieren worden bewaard in een actief gekoelde afgesloten ruimte of een recipiënt waarin de temperatuur maximaal 5 °C bedraagt. Deze ruimte of dit recipiënt moet voorzien zijn van het opschrift “categorie 1-materiaal – uitsluitend geschikt voor verwijdering”.
  • Ophaling op vraag van de dierenarts indien de overleden gezelschapsdieren worden bewaard in een actief gekoelde afgesloten ruimte of een recipiënt waarin de temperatuur maximaal -10 °C bedraagt. Deze ruimte of dit recipiënt moet voorzien zijn van het opschrift “categorie 1-materiaal – uitsluitend geschikt voor verwijdering”.

De koelcel of diepvriezer moet na elke lediging gereinigd en onstmet worden.

Indien de dierenarts wil fungeren als inzamelplaats voor overleden gezelschapsdieren, waar tevens dode gezelschapsdieren van derden (niet-klanten) aanvaard zullen worden, moet voor deze opslagactiviteit aan dezelfde voorwaarden voldaan zijn als voor andere centrale inzamelplaatsen.

Niet iedereen mag zo maar overleden dieren ophalen. Zoals reeds vermeld dient een ophaler erkend te zijn. Deze erkenning bij OVAM betreft erkenning als ophaler van categorie 1-materiaal. De EG-verordening Nr. 1774/2002 klasseert overleden gezelschapsdieren immers onder het meest risicovolle dierlijk afval, namelijk categorie 1-materiaal.

Eens het lichaam is opgehaald door een erkend ophaler, wordt het naar een verwerker gebracht. Ook deze dient door OVAM erkend te zijn. Al het categorie 1-materiaal moet verwerkt worden in een vergunde inrichting voor de (co-)verbranding van afvalstoffen of mag eerst in een erkende inrichting met warmte behandeld worden om vervolgens verwerkt te worden in een vergunde inrichting voor de (co-)verbranding van afvalstoffen.

Helga Gillé